Gastvrijheid, dat is een thema waar vluchtelingen dagelijks mee te maken hebben. Waar kunnen zij zich welkom voelen? Vandaag, op de Internationale Dag van de Mensenrechten, gaat de deur van Den Haag Wereldhuis open.
Het Wereldhuis, onderdeel van Stek, stichting voor stad en kerk, helpt vluchtelingen: ze is er voor ongedocumenteerde migranten in Den Haag. Ongedocumenteerden zijn mensen zonder geldige verblijfspapieren. Zij zijn vaak uitgesloten van bepaalde sociale rechten. Bij het Wereldhuis worden ze gastvrij ontvangen en kunnen ze advies en ondersteuning krijgen op verschillende terreinen. Vrijwilligers en medewerkers helpen hen om de rechten die ze wel hebben te benutten. Ongedocumenteerden verkeren vaak in een geïsoleerde positie. Om dit isolement te doorbreken organiseert het Wereldhuis diverse activiteiten. Dit zijn enkele verhalen uit het Wereldhuis.
Verhalen uit het Wereldhuis
Leestijd 5 minuten
Welkom in het Nieuwe Normaal
Het coronavirus heeft grote gevolgen voor veel organisaties, ook voor het Wereldhuis. Projectmedewerker Yasmine Soraya vertelt op welke manier het Wereldhuis gastvrij blijft voor mensen die hulp nodig hebben.
“Voor de Coronacrisis hadden we op maandag en donderdag een spreekuur waar ongedocumenteerden advies en informatie kunnen krijgen. Zij konden ook langskomen voor koffie en een warme lunch. Ze konden elkaar ontmoeten en een netwerk opbouwen. Ze deden ook mee bij onze activiteiten, zoals bij het koekjesproject en het kookproject. We hebben niet zo’n grote ruimte, maar we hadden altijd een vol huis. Met 20 tot 30 mensen werd onze ruimte lekker warm en gezellig. Dat missen we echt in deze periode.
Door de coronacrisis kloppen nu ook nieuwe groepen mensen bij ons aan, die zich normaal gesproken goed kunnen redden, met baantjes in bijvoorbeeld de horeca of schoonmaak.
Maar Corona stopt ons niet. We blijven doorgaan met mensen ontvangen en helpen. Met dank aan de technologie doen we nu het spreekuur telefonisch. We zijn ook niet helemaal dicht voor de mensen. We kunnen één voor één mensen ontvangen in onze kleine ruimte, met een scherm en een afstand van anderhalve meter. Met mondkapje en handschoenen doen we nog het koekjesproject. En met dank aan het Rode Kruis kunnen we ook iedere week een supermarktbon geven aan mensen die geen pakket van de Voedselbank krijgen. We blijven doorgaan op deze nieuwe manier.
Het is niet makkelijk en we missen de verbondenheid met de mensen, maar de mensen blijven altijd welkom bij ons.”
Een mond vol tanden
Ineke is vrijwilliger bij het Wereldhuis. Ze vertelt over één van de ontmoetingen die ze er had.
“Onopvallend moest hij toch al een paar uur hebben zitten wachten. Maar hij knikte vriendelijk, zowel naar het echtpaar dat vond dat ze te lang hadden gewacht, als naar de goedlachse bejaarde Afrikaan die de streng bewaakte ongeschreven regels van het Inloophuis aan z’n laars lapte en de huilende baby, die hem allemaal voorgingen.
De mensen die zich melden op het spreekuur staan gewoonlijk niet binnen een uur weer buiten. Meestal is hun eerste vraag, slechts een symptoom van een achterliggende kwestie. En ook al is de privacy ver te zoeken, als we iets moeten aanvragen, (fondsen willen weten wie ze bedienen) dan komen de verhalen toch op tafel. Er zijn geen spreekkamertjes, het Wereldhuis is meer een café of koffiehuis. Soms wordt troost geboden, vaak schieten mensen elkaar te hulp als tolk. Als ik meneer el Aamilu uitnodig aan mijn tafeltje, glimlacht hij tandeloos en heeft hij geen vertaler nodig. Hij woont al 35 jaar, meer dan de helft van zijn leven, in Nederland. Van het begin heeft hij hard gewerkt, hoewel nooit met de juiste papieren. En dat is in de loop van jaren steeds lastiger geworden. Tot hij nu helemaal geen klussen meer kan aannemen, werkgevers die een illegaal in dienst hebben, kunnen enorme boetes tegemoet zien. Hij is voor zijn dagelijkse levensbehoeften afhankelijk geworden van vrienden. Als tegenprestatie helpt hij hen waar hij kan. Hij vraagt bij ons om een oude fiets, zodat hij wat minder hoeft te lopen.
Hij loopt vele uren per dag, zwart rijden in het ov vermijdt hij, dat kan in een slecht geval detentie opleveren als je geen papieren hebt. Dat gebrek aan papieren is voor hem extra wrang. Hij was altijd goed met papieren, administratie en accountancy, als belastingambtenaar toen hij nog in zijn vaderland woonde. Als ik wat vraag over de noodzaak van een fiets legt hij uit dat hij zoveel is afgevallen. Hij voelt zich best fit en heeft genoeg eetlust, maar de dokter had een bloedonderzoek aangevraagd. Gelukkig was alles in orde. De activiteiten van het dagelijks leven kosten hem gewoon veel energie. Eten gaat ook al niet makkelijk, want zijn tanden is hij één voor één verloren. Op een afgebroken stompje na. Naast het aanvragen van steun voor een fiets, zal ik ook een tandarts uit het Friendly Network vragen om meneer een kunstgebit aan te meten en vullen we een aanvraag voor de Voedselbank in zijn wijk in. Als je tweeënzestig bent, kun je nog genoeg betekenen voor de maatschappij en de mensen om je heen. Dan moet het voorzien in eten en mobiliteit geen dagtaak hoeven zijn. Hij spreekt vijf talen. Ik ga m vragen als docent bij de Nederlandse lessen die op veel plaatsen in de stad worden georganiseerd. Maar eerst eens kijken of hij weer vrijuit en duidelijk kan spreken. En eten met een mond vol tanden.”
Wie ben ik dan nu?
“Ik ben Jemimah. Ik ben een afgestudeerde scholier van het Gymnasium Haganum. Vanaf volgend schooljaar wil ik studeren aan de Universiteit Twente. Daar wil ik de studie Creative Technology volgen. Maar dit is zeer lastig; ik heb namelijk geen verblijfsvergunning. Hierdoor wordt het bijna onmogelijk om het collegegeld te betalen. Ik kom immers niet in aanmerking voor studiefinanciering en mag zelfs niet werken om mijn studie te financieren. Laatst kreeg ik onbeschrijfelijk nieuws te horen: ik mocht mezelf niet eens inschrijven voor de studie. En daarmee wordt hetgeen waar ik al mijn hele leven hard voor werk en wil werken, bedreigd: mijn toekomstperspectief.
Sinds mijn vijfde heb ik geen verblijfsstatus. Voor mij had dat toen kleine betekenis. Hier en daar bijvoorbeeld niet op vakantie kunnen, raakte me veel minder. Maar toen ik opgroeide en ouder werd besefte ik wat het gebrek aan status met mij doet. Het gevoel van onzekerheid, de houvast en bescherming die ik dreig te verliezen heeft mentale impact op mij. Ik ben bang dat ik niet naar school kan gaan en mijn vrienden daardoor kwijtraak, bang dat mijn gezin wordt weggestuurd naar Kameroen, bang dat iemand weet dat ik ongedocumenteerd ben en aangifte doet. Ik voel schaamte voor mijn legale status, die mij een buitenbeen maakt, en verzweeg tot kort toe daarom mijn situatie.
De mensen met wie ik omga, gaan er automatisch van uit dat ik Nederlander ben. Als ze te horen krijgen dat ik geen status heb, schrikken ze. Ze zeggen: ‘maar je bent hier geboren, je spreekt goed Nederlands, je studeert aan het Gymnasium, je hebt een grote toekomst in Nederland. Na deze verwondingen val ik stil. Ik ben dan verdrietig en voel mij machteloos: want ik ben een geboren en getogen Nederlandse in alles behalve document.
Nederland heeft me gemaakt tot wie ik nu ben. Wie ben ik dan nu? Ik ben: iemand met een luisterend oor, waardoor mijn vrienden en familie zichzelf ongestoord kunnen uiten; iemand die zich over tegenslagen heen zet, waardoor elk jaar zonder verblijfsvergunning mij juist meer motiveert die te bemachtigen; iemand met een irreële angst voor grote vogels (ik ben namelijk op mijn zevende aangevallen door een reiger).
Maar ik ben vooral iemand met verantwoordelijkheid. De verantwoordelijkheid om te zorgen dat ik mijn studie kan voortzetten. Dat mijn broertjes niet meer net als ik hetzelfde mentale traject hoeven te doorlopen, om zo echt weer kind te zijn. Om, hoewel mijn instinct mij zegt stil te blijven, open te zijn over deze situatie. Want alleen zo kan ik mijn steen bijdragen in het verbeteren van de toekomst van mijn gezin en mij.
Dat mijn familie en ik zonder verblijfsvergunning leven is een feit. Het enige wat ik vraag is dat iemand naar mijn verhaal luistert en me helpt om oplossingen te vinden.”